Top CJEU Cases Defining Information Society Services: Landmark Rulings and Legal Implications
Diensten van de informatiemaatschappij (DIM) vormen de kern van de digitale economie van Europa en omvatten alles van zoekmachines tot marktplaatsen, videoplatforms tot transport-apps. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) heeft een cruciale rol gespeeld bij de interpretatie van de reikwijdte en de grenzen van DIM onder het EU-recht, met name onder Richtlijn 2000/31/EG (richtlijn inzake elektronische handel) en nu binnen het zich ontwikkelende kader van de Digital Services Act (DSA).
In dit artikel bespreken we vier baanbrekende uitspraken van het HvJEU—Google Spain, Uber, Airbnb en YouTube—die hebben bepaald hoe diensten al dan niet als ISS kwalificeren, met praktische gevolgen voor digitale platforms, toezichthouders en juridisch adviseurs.
1. Google Spain SL en Google Inc. v AEPD en Mario Costeja González (C-131/12)
Deze beslissing uit 2014 staat algemeen bekend om de introductie van het “recht om vergeten te worden” onder de wetgeving inzake gegevensbescherming. Maar cruciaal is dat het ook Google Search herbevestigde als een Information Society Service—een classificatie die de toepassing van zowel e-Commerce als kaders voor gegevensbescherming in gang zette.
Belangrijkste punten
- Het HvJEU bevestigde dat een zoekmachine een aanbieder van ISS is, ondanks dat deze gratis is voor gebruikers. Haar dienst—het indexeren en organiseren van content van derden—was commercieel en viel onder de EU-wetgeving.
- Het Hof oordeelde dat Google een gegevensbeheerder was bij de verwerking van zoekresultaten met betrekking tot individuen.
Implicaties
- De zaak breidde het concept 'controller' uit in ISS-contexten.
- Het bevestigde ook dat tussenliggende ISS-providers onderworpen kunnen zijn aan verplichtingen inzake het in evenwicht brengen van rechten, zoals het verwijderen van zoekresultaten onder specifieke voorwaarden.
2. Uber Spanje (Asociación Profesional Elite Taxi v Uber Systems Spain SL) (C-434/15)
De Uber-zaak ging over de hybride aard van digitale platformen—waar een digitale interface (de Uber-app) wordt gebruikt om een traditioneel gereguleerde dienst (stedelijk vervoer) aan te bieden.
Belangrijkste punten
- Het Hof van Justitie oordeelde dat Uber niet slechts een ISS was. In plaats daarvan vormde haar dienst een geïntegreerd onderdeel van stedelijk vervoer, met controle over prijzen, kwaliteit en toegang tot chauffeurs.
- Daarom viel de activiteit van Uber buiten de E-commerce Richtlijn en kon deze op nationaal niveau worden gereguleerd onder de transportwetgeving.
Implicaties
- Schep een precedent voor het diskwalificeren van digitale platforms als ISS als ze materiële controle uitoefenen over de levering van een onderliggende fysieke dienst.
- Opende de deur voor nationale regelgeving van intermediairs voor "platformwerk".
3. Airbnb Ireland UC v AHTOP (C-390/18)
Deze zaak onderzocht of het online boekingsplatform van Airbnb in Frankrijk kon worden gereguleerd als een makelaar, ondanks dat het in de hele EU actief is.
Belangrijkste punten
- Het HvJEU concludeerde dat Airbnb een dienst van de informatiemaatschappij is, aangezien het onafhankelijk van de eigenaren van onroerend goed handelt en de daadwerkelijke verhuurdiensten niet controleert of beheert.
- Airbnb was niet verplicht om een makelaarslicentie te hebben onder de Franse wetgeving, gezien de geharmoniseerde bescherming die wordt geboden door de Richtlijn inzake elektronische handel.
Implicaties
- Versterkte bescherming van het land van oorsprong voor platforms die pure digitale bemiddelingsdiensten aanbieden.
- Trok een duidelijkere grens tussen passieve digitale tussenpersonen (ISS) en actieve dienstverleners.
4. YouTube en Cyando (Gevoegde zaken C-682/18 en C-683/18)
Deze parallelle zaken beoordeelden de aansprakelijkheid van videoplatforms (YouTube) en filehostingdiensten (Uploaded.net) voor auteursrechtelijk beschermde inhoud die door gebruikers is geüpload.
Belangrijkste punten
- Het Hof verduidelijkte dat platforms zoals YouTube ISS-providers kunnen zijn en kunnen genieten van beperkte aansprakelijkheid als hosts onder artikel 14 van de Richtlijn inzake elektronische handel—mits ze geen daadwerkelijke kennis hebben van illegale content.
- Platforms kunnen echter hun aansprakelijkheidsvrijstelling verliezen als ze actief inbreukmakende activiteiten promoten, controleren of organiseren.
Implicaties
- Bevestigde de voorwaardelijke aansprakelijkheidsbescherming voor ISS onder EU-wetgeving.
- Heeft de plicht versterkt om na kennisgeving snel te handelen, met behoud van een evenwicht tussen platformvrijheid en IP-bescherming.
Conclusie: ISS-definitie blijft evolueren
Het HvJEU heeft kritische duidelijkheid en nuance verschaft over wat een dienst van de informatiemaatschappij vormt. Deze uitspraken laten zien dat:
- De mate van controle over de onderliggende service is doorslaggevend bij de classificatie.
- De passiviteit of neutraliteit van de tussenpersoon is van invloed op de aansprakelijkheid.
- De digitale laag alleen is niet voldoende om een dienst als een ISS te kwalificeren—context is belangrijk.
Nu de Digital Services Act van kracht wordt, blijven deze precedenten fundamenteel—ze helpen om onderscheid te maken tussen gereguleerde digitale platforms en traditionele dienstverleners die online actief zijn. Juridische professionals moeten voortdurend nieuwe bedrijfsmodellen beoordelen aan de hand van deze normen om te bepalen welke compliance-verplichtingen en risico's er zijn.